Site logo
Mar 2020

200301 Lentefantast

1 maart 2020 | De Lentefantast

Vanochtend op de fiets hoorde ik de eerste twijfelende toonladders van een vogels. “Het kan niet missen” dacht ik “nu is het lente!”.  Terwijl ik mn sjaal stevig om me heen sloeg en alles op alles zette om tegen de harde wind in vooruit te komen viel de eerste voorzichtige zonnestraal door de dikke wolken op mijn gezicht: “Zie je, de zon schijnt alweer, het moet wel lente zijn!. Door mijn iets te dunne jas heen voel ik de  koude lucht langzaam over mn armen kruipen.  Toen ik aankwam op kantoor en de warmte van binnen als een deken om me heen sloeg zei ik vol overtuiging:  “lekker weer he! De lente komt!” waarop Jos me aankeek en zei “vond je het niet vreselijk koud?”……
En ja, hij had gelijk, het was ook vreselijk koud. De zon had zich verstopt achter een dikke laag wolken en die ene vogel die ik zo dapper had horen fluiten was waarschijnlijk even verward als ik. En nee, het was nog geen lente. 
  Maar voor even, op die fiets, was ik ten volle overtuigd. Misschien omdat het zo dichtbij was, zo grijpbaar, de belofte van het voorjaar.  Misschien omdat het idee van lente na zo’n lange periode van kou en regen al genoeg was om vastberaden in een zomerjack van de vale zon te genieten. 
Misschien geeft het idee wel meer voldoening dan de uitwerking, omdat het nog de ruimte laat voor fantasie, vrijheid geeft voor eigen invulling.  Want op de fiets vanochtend zag ik toch echt de lente die er eigenlijk nog niet was. 
 
  Dit alles doet me denken aan een scene uit het kinderboek “Krokodil en Olifant”, waarin Olifant een wit schildersdoek aan Krokodil cadeau geeft tot ernstige verontwaardiging van Krokodil:  “maar Olifant, dit doek is leeg”. Echter, Olifant verklaart dat om te zien wat er op staat Krokodil eerst zijn ogen moet sluiten, en moet denken aan het mooiste wat er is. En tot zijn verbazing, ja hoor, ziet hij bij het sluiten van zijn ogen het mooiste schilderij dat hij ooit heeft gezien.  Nu lijkt het me op kantoor geen goed plan wijze lessen uit kinderboeken door te gaan voeren, (“we hebben voor dit ontwerp geen tekeningen deze keer, doe maar even je ogen dicht”) maar we leren ervan dat mensen (en krokodillen, enfin…) ergens zelf invulling aan kunnen geven, mits ze de daarvoor ruimte krijgen. Je kunt als architect in sommige gevallen het best een soort “ wit schildersdoek” ontwerpen, een begin, een aanknopingspunt om op door te gaan, om eigen te maken. Want niets voldoet altijd volledig aan de verwachting, behalve de verwachting zelf. 
Natuurlijk, als architect speel je een heel belangrijke rol in hoe iemand zijn omgeving ervaart, maar er is een punt waarop je het aan de gebruiker zelf overlaat om “de zomerjas uit de kast te pakken”.