Site logo

wachten

4 mei 2020 | Wachten in tijden van …

Weken van prachtig weer in Nederland.  De zon lijkt me deze tijd gerust te willen stellen, ik zit met m’n boek op mijn piepkleine balkonnetje, zie de koolmeesjes heen en weer vliegen naar hun nestkastje in de tuin van de buren: alles in orde! Toch blijft het in mijn hoofd wat onrustig, de berichten over aantallen sterfgevallen, aantal nieuwe gevallen en percentages waarbij groepsimmuniteit al dan niet ontstaat vormen een continue achtergrondruis. Het lijkt wel alsof ik zelf in een boek zit.

De zon zet door, het wordt eigenlijk te warm daar op die 3 m2, en mijn boek en de werkelijkheid beginnen door elkaar heen te lopen. Dat ik in een leunstoel zit helpt ook niet! Ik dommel weg, kom weer terug, en glij weer af in een schemergebied. Corona en Cholera beginnen met dezelfde letter, het verhaal van Marquez vermengt zich met koolmezen en RIVM cijfers. Het wachten op versoepeling van maatregelen duurt 51 Jaar, 9 maanden en 4 dagen, zo lang als de tijd die de hoofdpersoon Florentino moet wachten op zijn geliefde.  Wat een waanzin! Ik schrik wakker, en vraag me af wat de melancholieke schrijver mij wil vertellen. Dat wachten iets zal opleveren, dat toewijding aan iets of iemand altijd in de één of andere vorm beloond zal worden? Hè, ben ik nu religieus aan het worden? Nee, dat wachten zie ik als een pas op de plaats. Niet meteen weer in die actiemodus schieten! Het dwingt me over dingen na te denken waar ik eerst niet bij stil stond, en ik merk dat ik heel nieuwe inspiratie krijg, niet alleen voor werk maar op allerlei gebieden. Misschien is het ook wel naïef om deze tijd te zien als een soort “tussenperiode”, een tijd van wachten, alleen blik op de uitgang met maar 1 doel: af van het virus. En door deze tijd te zien als wachttijd, bestempelen we deze periode sneller als “ach zo zonde allemaal” in plaats van een kans op nieuwe inspiratie, inzichten en voor sommigen misschien een veranderde perceptie op hun werk- en privéleven. Het laat zien dat we, in juist in tegenstelling tot boeken, het leven niet simpelweg kunnen doorspoelen, niet een hoofdstuk kunnen overslaan omdat ons het huidige niet bevalt. Bovendien ligt in boeken het volgende hoofdstuk vast, wij komen pas bij het volgende hoofdstuk door het huidige te doorleven. Sterker nog, de huidige paragraaf heeft weer invloed op de volgende.

Ik moet deze maand Mei maar gewoon eens de tijd nemen om verdieping te zoeken. Niet even snel een Architectuur tijdschrift doorbladeren, maar bijvoorbeeld met Google-maps eens een dag in een Favela of Township rondlopen, en daarna bijvoorbeeld naar High St Kensington. Hoe leven mensen daar, hoe  is de ruimte ingedeeld? Een studiereis vanuit de leunstoel!

200406 Corona

6 april 2020 | Thuis werkt het.

Dag thuiswerkende! Hoe gaat het? Omdat wij elkaar nu natuurlijk even niet kunnen zien betekent dat niet dat we elkaar niet kunnen spreken! Hoe bevalt het, zo thuis?... nee precies… tis ook wat… en de kinderen?….. ja tis even wennen he…. Geen idee, nog een week, een maand….? Misschien kunnen we deze tijd ook beter gebruiken om samen wat te filosoferen over de nabije toekomst in plaats van ons vreselijk druk te maken over het heden. Hoe kijken we hier later op terug, of misschien zelfs: hoe willen we hier later op terug kijken. De kans bestaat dat de mens vóór corona niet meer helemaal hetzelfde is als na corona. Dat klinkt angstaanjagend, maar dat hoeft het helemaal niet te zijn. Misschien blijkt achteraf dat het naast alle ellende ook nog wat goeds met zich meebrengt. Ik bedoel, nooit eerder heb ik zo veel verschillende mensen zien denken in creatieve oplossingen voor hun reguliere bezigheden: de ene digitale VrijMiBo, online sportcursus, skypeverjaardag en balkonbuurtborrel na de andere lijkt moeiteloos te worden geïntegreerd in ons dagelijks leven. Zo gezien, moeten we wellicht wel helemaal niet meer terug willen naar “de mens van vóór Corona”. …..thuiswerkende….. hoor je mij….? wacht even hoor, je valt even weg….
(…)
Ja daar ben je weer! Hallo! 
 Waar was ik? Ohja: misschien volgt er uit deze pandemie wel een heel nieuw soort norm in de Architectuur: een waarin werken en wonen minder wordt gescheiden en juist meer wordt geïntegreerd tot één samenhangend concept. We zagen het de afgelopen jaren toch al steeds meer gebeuren: kantoren en faculteitsgebouwen, neem bijvoorbeeld de faculteit Bouwkunde aan de TU Delft, waar een groot aantal activiteiten plaatsvindt (niet alleen werken en studeren, maar ook ruimte voor restaurants, huiskamers, koffiebarretjes, een eigen pub en zelfs douches voor de echte fanatiekeling). Niet voor niets wordt de faculteit ook BK-City genoemd: Het gebouw als stad: zowel woon- als werkplek. 
Nu, tijdens de crisis, keren we die rollen ineens om. Het wonen wordt niet bij het werken gevoegd maar het werken ineens bij het wonen. En dit zorgt natuurlijk voor enige ongemak: zondagmiddag met een kop koffie op de bank met links een glurende maandagochtendagenda naast je “joehoe, ik ben er ook nog!”. Maar wat we leren is dat we als mens flexibel moeten zijn (en dat dat ons blijkbaar ook nog nieteens zo slecht afgaat), en bij deze flexibele houding, hoort wellicht ook een flexibelere woning. Een waarin wonen gemakkelijker kan overgaan in werken, maar waar werken niet ten koste gaat van het wonen.

200301 Lentefantast

1 maart 2020 | De Lentefantast

Vanochtend op de fiets hoorde ik de eerste twijfelende toonladders van een vogels. “Het kan niet missen” dacht ik “nu is het lente!”.  Terwijl ik mn sjaal stevig om me heen sloeg en alles op alles zette om tegen de harde wind in vooruit te komen viel de eerste voorzichtige zonnestraal door de dikke wolken op mijn gezicht: “Zie je, de zon schijnt alweer, het moet wel lente zijn!. Door mijn iets te dunne jas heen voel ik de  koude lucht langzaam over mn armen kruipen.  Toen ik aankwam op kantoor en de warmte van binnen als een deken om me heen sloeg zei ik vol overtuiging:  “lekker weer he! De lente komt!” waarop Jos me aankeek en zei “vond je het niet vreselijk koud?”……
En ja, hij had gelijk, het was ook vreselijk koud. De zon had zich verstopt achter een dikke laag wolken en die ene vogel die ik zo dapper had horen fluiten was waarschijnlijk even verward als ik. En nee, het was nog geen lente. 
  Maar voor even, op die fiets, was ik ten volle overtuigd. Misschien omdat het zo dichtbij was, zo grijpbaar, de belofte van het voorjaar.  Misschien omdat het idee van lente na zo’n lange periode van kou en regen al genoeg was om vastberaden in een zomerjack van de vale zon te genieten. 
Misschien geeft het idee wel meer voldoening dan de uitwerking, omdat het nog de ruimte laat voor fantasie, vrijheid geeft voor eigen invulling.  Want op de fiets vanochtend zag ik toch echt de lente die er eigenlijk nog niet was. 
 
  Dit alles doet me denken aan een scene uit het kinderboek “Krokodil en Olifant”, waarin Olifant een wit schildersdoek aan Krokodil cadeau geeft tot ernstige verontwaardiging van Krokodil:  “maar Olifant, dit doek is leeg”. Echter, Olifant verklaart dat om te zien wat er op staat Krokodil eerst zijn ogen moet sluiten, en moet denken aan het mooiste wat er is. En tot zijn verbazing, ja hoor, ziet hij bij het sluiten van zijn ogen het mooiste schilderij dat hij ooit heeft gezien.  Nu lijkt het me op kantoor geen goed plan wijze lessen uit kinderboeken door te gaan voeren, (“we hebben voor dit ontwerp geen tekeningen deze keer, doe maar even je ogen dicht”) maar we leren ervan dat mensen (en krokodillen, enfin…) ergens zelf invulling aan kunnen geven, mits ze de daarvoor ruimte krijgen. Je kunt als architect in sommige gevallen het best een soort “ wit schildersdoek” ontwerpen, een begin, een aanknopingspunt om op door te gaan, om eigen te maken. Want niets voldoet altijd volledig aan de verwachting, behalve de verwachting zelf. 
Natuurlijk, als architect speel je een heel belangrijke rol in hoe iemand zijn omgeving ervaart, maar er is een punt waarop je het aan de gebruiker zelf overlaat om “de zomerjas uit de kast te pakken”.

wereldwijd licht_Tekengebied 1

3 februari 2020 | Wereldwijd licht

Reizen werkt altijd inspirerend. Of het nou gaat over een verre reis of een kort treinritje van 20 minuten, de beste ideeën ontstaan vaak wanneer je aan het reizen ben. Mijn beste plek voor nieuwe ideeën? Zet mij (het liefst rond zonsopgang/ondergang) in een trein of op een station. Als er dan ook nog klassieke muziek klinkt en ik weg kan dromen bij het beeld van de voorbijgaande omgeving, dat is dé ultieme combinatie.

Een nieuwe omgeving, nieuwe gezichten, nieuwe geuren en zelfs nieuw licht.
Dat nieuwe licht is iets waar we pas recent over na zijn gaan denken. Vorige week hadden we een gesprek over kleurenblindheid in combinatie met omgevingslicht. Vanuit hier kwamen we uit bij de vraag of die kleurenblindheid minder aanwezig zou zijn wanneer je dichter naar de evenaar zou komen. Misschien is het licht daar wel anders?

Nieuw licht
Nou wil het toeval zo zijn dat we de volgende dag een aflevering van Abstract zagen waarin Olafur Eliasson de hoofdrol speelde (een aanrader op netflix overigens!). De aflevering eindigt met hetzelfde beeld van een wit A4tje die voor de camera word gehouden op verschillende plekken in de wereld. Het witte A4tje lijkt telkens een andere tint te hebben. Nou heeft dit vast ook te maken met de omgeving waarin het shot is genomen. Logischerwijs lijkt een wit A4tje groener wanneer deze zich begeeft in een groene omgeving, want wit reflecteert. En ondanks dat we na uitgebreid onderzoek (lees: een middagje google doorspitten) nog weinig wetenschappelijks hebben kunnen vinden over ‘ander licht bij de evenaar’, zijn we er toch van overtuigd dat hier een kern van waarheid in zit. En zo gek blijkt onze gedachte nog niet wanneer we een artikel tegenkomen over de wetenschap achter de kleuren van de lucht. Hierin lezen we het volgende:

‘’… Een mengsel van violet, blauw, groen en geringe hoeveelheden van de andere kleuren wordt in de lucht verstrooid. De combinatie van deze kleuren levert blauw op. De precieze tint hangt af van de hoeveelheid stof en waterdamp in de lucht.’’
Waterdruppeltjes en stofdeeltjes in de lucht maken de verstrooiing minder selectief, zodat er relatief meer groen en geel bijkomen en de hemel grijzer wordt. Daardoor is zomerhemel in de geïndustrialiseerde Europese landen vaak fletser dan de stofvrije hemel boven Australië en Afrika.’’
Aha, dus toch! Dit mag dan wel gaan over de kleur van de lucht, maar een andere kleur lucht heeft natuurlijk ook invloed op de kleur van het licht. Dan hebben we dit vraagstuk wat ons betreft opgelost.
Natuurlijk licht is overigens een fascinerend onderwerp op zich, vooral in combinatie met architectuur. In hoeverre heeft natuurlijk licht invloed op de architectuur?

Het licht van vroeger.
Naast dat de kleur van het licht per plek of land verschillend is, is ook de manier waarop we met dit natuurlijk licht omgaan en de betekenis die we eraan verbinden verschillend.
Neem bijvoorbeeld het Pantheon in Rome, welke zelfs volledig is ontworpen naar de stand van de zon. De oculus in het dak is de enige natuurlijke lichtbron die het Pantheon telt en dat is met een reden. In de zomer, wanneer de zon hoog aan de hemel staat, is de lichtvlek bijna recht onder de oculus. De hele winter blijft de lichtvlek in de koepel schijnen en komt zij niet lager dan de bovenste rij cassettes. Maar dan, op 20 maart, om 12 uur zakt de zonnevlek onder de cassettes en schijnt zij voor het eerst sinds de vorige zomer weer door het rooster boven de bronzen deuren naar buiten. Na deze datum volgt de lente, en elke dag klimt de zon hoger. Op 21 april om twaalf uur, staat de zon zo hoog, dat de lichtvlek precies in zijn geheel de ingang belicht. Wie op dat moment binnenloopt wordt opgenomen door een verblindend licht. 21 april is de datum waarop de Romeinen de stichting van de stad vierden. Tijdens het jaarlijkse feest trad de priester om 12 uur het Pantheon binnen, en werd hij omhuld door zonnelicht.


En niet alleen de Romeinen hechtten waarde aan de zon wanneer ze een gebouw ontwierpen. Ook voor de Egyptenaren en de Grieken was dit een belangrijk onderdeel.
Zo bouwden de Grieken hun tempels met de ingang naar het oosten gericht. De oostelijke oriëntatie van deuropeningen zorgde ervoor dat de laagstaande ochtendzon diep in het interieur kon doordringen en de beelden van goden binnenin kon onthullen. Uitwendig wordt de diepte van de gevel, met lagen van dicht op elkaar staande kolommen voor een massief stenen muren, onthuld door het sterke daglicht.
De Egyptenaren speelden juist met materialen die reageerden op het zonlicht. De piramides van Gizeh waren omhuld met wit kalksteen en bekroond door een piramide van glimmend edel metaal die de ochtendgloren als eerste zou oppikken. Zo waren ze op lange afstand zichtbaar.

Nog ver voordat bovengenoemde voorbeelden werden ontworpen (lees: ±660 jaar voor de piramides van Gizeh), werd er in Ierland een graftombe gebouwd welke vandaag de dag nog altijd bekend staat om zijn bijzondere lichtinval. Deze graftombe, genaamd Newgrange, is slechts een aantal momenten per jaar verlicht.
De vijf dagen rondom midwinternacht (21 december) valt er rond zonsopgang een lichtbundel de tombe in. De lichtbundel klimt 19 meter omhoog door de gang om zo uiteindelijk de hele kamer te verlichten, een kippenvelmoment wat in totaal 15 minuten duurt. Mocht je nou denken, ‘Dat moet ik zien!’ dan is het hopen op goed geluk. Je moet je namelijk inschrijven voor een loting en slechts een twintigtal gelukkigen mag hierbij aanwezig zijn.

Het licht van nu.
Gelukkig speelt natuurlijk licht ook nu nog steeds een grote rol binnen de architectuur, een mooi voorbeeld daarvan vinden we in Japan. Shun-Kyo, wat morning-glory house betekend, is zo ontworpen dat het vroege ochtendzonlicht ervoor zorgt dat er een ochtendgloriebloem wordt geopend waarvan de verwrongen roosjes zich voorzichtig ontvouwen. Hier brengt het licht dus echt iets in beweging.
Bij onze zoektocht naar architectuur en licht stuitten we ook op het werk van Luis Barragán, en laat het in zijn ontwerpen nou juist gaan over de combinatie tussen zonlicht én kleur! Door te spelen met verschillende texturen en water reflecties verhoogd hij de impact en de felheid van het binnenkomende zonlicht in zijn felgekleurde ontwerpen.

Misschien moeten we dan toch maar stellen dat vooral de helderheid van het licht verschillend is en daarmee bijdraagt aan onze ervaring van een bepaalde omgeving of plek. De volgende keer als ik een al starend in de trein zit zal ik opletten of de voorbijgaande omgeving in zijn kleuren mee veranderd met het de zon. Of gewoon een wit A4tje op de ruit plakken, wie weet levert dat wat op.








popcorn

6 januari 2020 | Cinema architectura

Allereerst een leuk weetje over januari, de eerste maand van onze kalender. Een maand die niet altijd heeft bestaan. Bij de Romeinen bestonden de maanden januari en februari niet. De twee maanden van de winter werden door de Romeinen niet als volwaardig beschouwd, het was een maandloze periode.
Wij kunnen ons wel vinden in de gedachtegang van de Romeinen, want laten we eerlijk zijn, januari en februari zijn nou niet bepaald de 2 beste maanden van jaar.

Daarom dit keer, in het kader van goede invulling voor de meest treurige maanden van het jaar én goede voornemens, een stuk over architectuurfilms óf architectuur en films. Het is maar net hoe je het wil lezen.

Laten we maar meteen toegeven dat onze lijst met films die we nog willen kijken vele malen langer is dan de lijst met films die we al hebben gezien en onderstaande lijst eigenlijk ook stiekem als een to-do lijst voor onszelf bedoelt is.
Nou is er natuurlijk een enorme lijst aan architectuurfilms die interessant zijn om te kijken, maar we willen ook het onderscheidt maken tussen architectuurfilms en films waarin architectuur een grote rol speelt en die dus net zo goed interessant en inspirerend zijn.

Dat gezegd hebbende willen we graag beginnen met de film ‘Inception’, deze complexe, maar intrigerende psychologische thriller zou misschien niet als eerste in je opkomen wanneer op zoek bent naar inspirerende architectuurfilms maar hij mag zeker niet ontbreken aan het lijstje. De architectuur in deze film fungeert niet alleen als achtergrond maar maakt echt deel uit van het verhaal. De hoofd personages in het verhaal zijn namelijk droom-architecten. Ze breken in de dromen van iemand anders om daar bepaalde informatie of ideeën te stelen of juist, zoals in de film het geval is, ideeën in te planten.
Of de architecten slagen in hun missie, hangt af van hun vermogen om omgevingen – gebouwen, labyrinten, straten, buurten, steden – te construeren in de droom.
Een sleutelscène is wat dat betreft diegene waarin de jonge droom-architecte in haar onderbewustzijn een buurt in Parijs oproept en vervolgens de straten, pleinen en gebouwen als in een delirium op zichzelf laat terugvouwen, alsof ze gemaakt zijn van rubber. Een ander voorbeeld van een interessante scene is die waarin de oneindige trap van M.C. Escher is verwerkt.

Ook ‘Playtime’ van Jacques Tati hoort zeker thuis in dit rijtje, een stomme film uit de jaren 60 welke zich afspeelt in Parijs. De film is opgebouwd uit zes sequenties die zich afspelen in respectievelijk een ultramoderne luchthaven, een onpersoonlijk kantoorgebouw als een doolhof van glas en staal, een beurs waar de laatste moderne gadgets worden voorgesteld, een minimalistisch appartement, een restaurant in de Jardin Royal en een kruispunt waar auto’s rondrijden als in een carrousel. Uit eigen ervaring raden we wel aan om te beginnen met de korte versie die je op youtube kan vinden, de lange versie vergt een wat verder gevorderd filmkijker. Het fragment wat op youtube te zien is speelt zich af in het kantoorgebouw en laat meteen heel goed zien welke rol architectuur speelt in deze film. Niet alleen word er gespeeld met de reflecties en verschillende niveaus maar ook met de verschillende doorkijkhoeken die er in het gebouw te vinden zijn. En dan te bedenken dat Tati de set speciaal voor deze film heeft laten bouwen. Een pseudostad, geïnspireerd op Parijs, waar alles om herhaling en regelmaat draait, van de kleinste details in de interieurs tot het stratenplan. De set was meer dan 15.000 vierkante meter groot met twee volledig functionerende moderne kantoorgebouwen, stroomvoorziening en een kleinschalige vlieghaven.

En dan misschien wel de grootste uitschieter, ‘Coco’. Deze laatste in het rijtje ‘films en architectuur’ is een animatiefilm over de Mexicaanse feestdag ‘Dia de Los Muertes’. Nou zou je misschien denken ‘uhm, animatiefilm?’ Maar wanneer het jongetje de dodenstad betreedt snap je waarom het zo inspirerend kan zijn. Het is weliswaar een fantasiestad, maar juist dat zorgt ervoor dat je eigen fantasie ook weer even begint te werken. En dromen is nooit verkeerd! (Behalve in de film ‘Inception’ misschien …)

Goed, dan nu over naar de architectuurfilms.
Gek genoeg is juist dit lijstje een overzicht van films die we zelf ook grotendeels nog moeten gaan kijken. Hierbij dus nog niet al te veel achtergrond informatie want we hebben zelf ook nog geen mening gevormd.

Te beginnen met ‘Architecture of infinity’. In deze documentaire gaat de regisseur Christoph Schaub op zoek naar de universeel spirituele ervaring in de architectuur. Wat geeft architectuur eeuwigheidswaarde of sacrale kwaliteit? Een zoektocht die voert langs vragen over ruimte, licht, materialen, en de kracht van een plek. In interviews met architecten en kunstenaars zoals Peter Zumthor en James Turrell bezint Architecture of Infinity op de ware betekenis van de sacrale ruimte. Het sublieme als uitgangspunt voor een tijdloze architectuur. Nou is onze interesse al snel gewekt wanneer Peter Zumthor in de omschrijving zit, maar buiten dat lijkt het ons een erg interessant onderzoek.

De tweede in dit rijtje is ‘Koolhaas Houselife’, het eerste project van de Living Architectures-serie, portretteert een van de meesterwerken van de hedendaagse architectuur. De film laat de kijker de dagelijkse intimiteit van het huis binnengaan via de verhalen en dagelijkse klusjes van de huishoudster en de andere mensen die voor het gebouw zorgen. Een film die dus wel degelijk echt draait om de architectuur maar dan op een komische, ontroerende en scherpe manier.

En dan als laatste in het rijtje, een uitzondering, een film die wij zelf al wel hebben gezien.
Jan Gehl, Life Between Buildings, de film, niet het boek (al is dat ook een aanrader trouwens!). De film stelt de fundamentele vraag: "Wat is er met het leven in steden gebeurd?". Het onderzoekt voortdurend waarom het leven uit de steden is verdwenen en biedt oplossingen om het leven weer uit te nodigen. Als we leefbare ruimtes willen creëren, moeten we prioriteit geven aan mensen, de menselijke zintuigen en de menselijke schaal.
De film neemt je mee doormiddel van ontzettend mooie beelden over de menselijke zintuigen, gedrag en bewegingspatronen.

Om het een beetje haalbaar te houden hebben we besloten om het bij deze paar films te houden. Een snelle google zoekopdracht naar ‘architectuurfilms’ zal je er nog makkelijk een stuk of 40 meer op kunnen leveren, dus mocht je nou halverwege deze maandloze periode al door het lijstje heen zijn dan is dat een volgende optie.
Voor nu hopen we dat dit lijstje genoeg is om de niet volwaardige maanden door te komen en misschien brengt het je ook nog goede gesprekken tijdens de nieuwjaarsborrels.
Onze missie is in ieder geval om onze nieuwjaarsresolutie dit jaar af te kunnen vinken en met een beetje geluk komen we later in het jaar nog eens op dit onderwerp, én de genoemde films, terug. Voor nu hebben we dus toch maar besloten de maanden januari en februari nog een jaartje mee te laten gaan, want voor het kijken van films zijn dit toch wel degelijk de beste maanden.

Mochten jullie nou nog meer tips hebben voor films die echt niet aan ons lijstje mogen ontbreken, stuur ons dan zeker even een berichtje!


vogelbekdier


2 december 2019 | Leren van het vogelbekdier

Morgen, 3 december, is het de internationale dag van mensen met een beperking.
Dat herinnert ons aan de dagbestedingsboerderij die wij hebben ontworpen voor ’s Heeren Loo in Druten. Een project waar wij met veel trots op terugkijken, niet alleen vanwege het ontwerp maar ook zeker vanwege de maatschappelijke rol.

Dit deed ons beslissen om eens dieper in te gaan op betekenisvolle architectuur.
Jaren geleden werd aan Jos gevraagd om een korte presentatie te geven waarbij hij een voorbeeld moest geven van betekenisvolle architectuur, hij kwam met een afbeelding van het vogelbekdier. ‘Uhm, waarom dan?’ zal je nu misschien denken. Ja, wij keken hier ook van op, maar misschien dat een korte uitleg je aan het denken kan zetten …

Want voor wie er wel eens goed naar een vogelbekdier heeft gekeken (en dan hebben we het niet over Perry) zou misschien op zijn gevallen dat het een enorm bijzonder beestje is die volledig is ‘ontworpen’ naar zijn specifieke leefomgeving.
Hij is zo gebouwd dat elk klein onderdeel een functie heeft en hij perfect opgaat in zijn leefomgeving. Eigenlijk zoals een goed gebouw naar ons idee ook moet zijn ontworpen.
En daar komt nog eens bij dat het zo’n bijzonder dier is dat het niet in een hokje te plaatsen is, en laten wij nou geen fan zijn van hokjesdenken.
De aboriginals hadden hier zelfs hun eigen droomtijd-verhaal bij. Volgens het verhaal streden de drie grote dierengroepen (vogels, landdieren en waterdieren) om de gunst van het vogelbekdier om zich bij een van hen te voegen. Het vogelbekdier besloot uiteindelijk dat het niet bij een groep hoefde te horen om bijzonder te zijn, en sloot zich bij geen van hen aan.

Wij dachten overigens ook meteen aan Perry het vogelbekdier uit Phineas en Ferb. Daar is het ook een beestje met 2 verschillende levens die zijn eigen plannen trekt. Net zoals Phineas en Ferb zelf trouwens die ook met reuze inspirerende uitvindingen kwamen, want zeg nou eerlijk, wie wil er geen reuze achtbaan in zijn achtertuin bouwen!?

Goed, we dwalen af. Waar het eigenlijk op neer komt is dat het vogelbekdier een inspiratie voor ons is als we het hebben over betekenisvolle architectuur. En zo vele dieren met hem. Want architectuur gaat voor ons niet alleen maar over gebouwen, het is in vele dingen terug te vinden, waaronder ook zeker in de natuur. (zie hiervoor ook ons mini blog over hoe een vakantie je ogen kan openen)
Veel dieren zijn onwijs goede architecten. Neem bijvoorbeeld een vogelnest, een termietenheuvel, een dam gebouwd door bevers of een bijenkorf, dit zijn al kunstwerkjes op zich. En dan zijn ze ook nog eens volledig gebouwd op hun functionaliteit. Om toch maar weer even terug te grijpen naar het bekende ‘form follows function’.

Architectuur is veel meer dan het ontwerpen van gebouwen, leefomgevingen, ruimtes of welke naam je het ook wil geven. Architectuur kan ook een hele belangrijke rol spelen bij onze gezondheid en onze gemoedstoestand. In dit geval doelen we vooral op functionaliteit, materiaalgebruik, ruimtelijkheid en overzichtelijkheid. Als architect probeer je je in te leven in de gebruiker, maar dat is natuurlijk niet altijd even makkelijk want uiteindelijk zal iedereen een ruimte toch net anders ervaren. Het beste wat je in zo’n geval kan doen is kijken naar de essentiële onderdelen die aanwezig moeten zijn om het gebouw goed te laten werken en daar omheen ontwerpen.

We kunnen dus op het gebied van betekenisvolle architectuur veel leren van de natuur en rare snuiters die volledig zijn ‘opgebouwd’ uit deze essentiële onderdelen, zoals het vogelbekdier.

Optimisme tekening_Tekengebied 1

4 november 2019 | Optimisme

Een wereldverbeteraar zijn, iets bijdragen aan een mooiere wereld. Waarschijnlijk is het een wens van velen, zo ook van ons. Wij zien onszelf als bescheiden architecten, onze architectuur wil niet hoogdravend of aanwezig zijn. Architectuur als spiegel van het ego. Wij denken namelijk dat je met goede architectuur de wereld een beetje beter kan maken.
Hoe dan!? Vraag je je misschien af. Wij hopen door goed doordachte architectuur, architectuur die niet alleen het oog streelt, maar ook door de gebruiker als prettig wordt ervaren. Architectuur waar je je thuis voelt, waar het vertrouwd voelt, en veilig.

Zo nu en dan duikt het gevoel op dat we als architecten juist het tegenovergestelde doen, vooral in het huidige klimaat (letterlijk). Soms voelt het verkeerd om weer een extra stukje aarde te bebouwen, extra materiaal de wereld in te slingeren of een, op het oog, goed functionerende ruimte te slopen.
Maar dit gevoel wordt verlicht door de gedachte dat we hier ook juist als architect een belangrijke rol in kunnen spelen door te kiezen voor renovatie in plaats van nieuwbouw, de keuze voor duurzame materialen of het hergebruik van materialen en herbestemmen in plaats van slopen.
Dit is waar wij als architecten een klein steentje bij kunnen dragen. Voor ons is goede architectuur, architectuur waarbij de architect zich goed inleeft in de gebruiker en veel aandacht besteedt aan de context. Hiermee ontstaat architectuur met een langere houdbaarheidsdatum. Tijdloos, functioneel, aanpasbaar en passend in zijn, al dan niet veranderlijke, omgeving.

Het optimisme voor het ontwerpen op deze manier herkennen we ook bij de architecten van het nieuwe bouwen/modernisme uit het begin van de 20e eeuw.
Lange tijd waren een aantal architecten uit die tijd, zoals Le Corbusier, Rietveld, Duiker en Mies van der Rohe onze absolute helden en een belangrijke referentie voor ons werk. Met een ongelofelijk optimisme werden in die tijd de opgaven waar de wereld voor stond tegemoet gestreden. Men geloofde in de maakbare samenleving. De idealisten van die tijd waren opzoek naar de waarheid. De moderne kunst zocht naar geheel nieuwe vormen om daarmee een bijdrage te leveren aan een betere maatschappij. Het was de basis van een heel aantal nieuwe invloedrijke ontwerpmethoden die we vandaag de dag nog steeds toepassen bij het maken van een ‘duurzaam’ ontwerp. Neem bijvoorbeeld de bekende ‘Form Follows Function’, een uitgangspunt waar we, juist nu we zo driftig op zoek zijn naar duurzame oplossingen, een groot voorbeeld aan kunnen nemen.

Het modernisme is overigens niet de enige stroming waar we een voorbeeld aan kunnen nemen, als doorontwikkeling op het functionalisme ontstond er het structuralisme. Grotendeels geïnspireerd door architecten als Herman Hertzberger (onze leermeester) en Aldo van Eyck die hier een manifest over schreven. Het functionalisme van de wederopbouw had geleid tot een kille en fantasieloze architectuur zo schreven ze.
Het ontmoeten van mensen stimuleren en meervoudig gebruik van de architectuur mogelijk maken werd het nieuwe uitgangspunt.

We hebben veel geleerd van de architecten die ons voorgingen en gelukkig zijn er ook in deze tijd nog velen die een kritische en vernieuwende blik werpen op de huidige rol van architectuur.

Wanneer we al deze inspirerende ontwerpmethoden en kijkwijzen in ons achterhoofd houden en op een passende wijze meenemen in de huidige architectuur kunnen we op kleine schaal een verandering brengen in iemands leven en zo toch stiekeme wereldverbeteraars zijn.


Orbanisme

7 oktober 2019 | Dromen over orbanisme

Per 1 oktober is ons team gedurende 16 weken uitgebreid met een “onderzoeksafdeling”. 4 leerlingen van 5 VWO  van het Cals College uit Nieuwegein komen ons versterken. Samen gaan we onderzoeken, herdefiniëren en ontwerpen aan studenten- en starterswoningen, momenteel een zeer relevante (ontwerp) opgave.

Als startpunt hebben we de Vlaamse architect Luc Deleu genomen, in de jaren ’70-80’ van de vorige eeuw kwam hij met het ingenieuze voorstel om alle studenten op, zo dachten wij, cruise schepen rond de wereld te laten reizen. Cruiseschepen die verbouwd waren tot een heuse campus inclusief universiteit. Zo zouden de studenten tijdens het studeren in aanraking komen met andere culturen en alles wat er nog meer bij komt kijken, een reis vol lessen voor het leven zou je kunnen zeggen. Overigens niet alleen goed voor de studenten maar ook praktisch qua ruimtegebruik. Want, zo concludeerde Luc Deleu na het aanschouwen van de huidige maatschappij, dat architectuur zich niet meer op de schaal van de stad (urbanisme) maar op de schaal van de wereld (orbanisme) afspeelt. Dit zou een efficiënter gebruik van het aardoppervlak doen ontstaan. Deleu stond hierbij voor het voldongen feit dat de aarde al volgebouwd is en ruimte dus ergens anders moest worden gezocht. Hij probeerde de aardruimte evenwichtig en ecologisch te herverdelen want zijn orbanisme had niet de bedoeling de wereld te herontwerpen.

Met zijn soms ironische, dan weer sterk onderbouwde voorstellen, adviezen en recente projecten leverde Luc Deleu commentaar op bestaande situaties door er alternatieven voor te formuleren.  In de jaren zeventig hield hij zich bezig met het ontwikkelen van het begrip orbanisme, een opvatting die hij illustreerde met een Orbanistisch Manifest. Hij stelde een breed kader op waarbinnen oplossingen voor meer mobiliteit, betere communicatie, stadsverfraaiing en meer vrijheid voor het individu geformuleerd werden. Zijn Manifest daartoe bevatte provocerende, utopisch-anarchistisch, maar onderlegde voorstellen die gingen van ‘Het schieten van nucleair afval naar de zon’ en ‘De Sahara bevruchten door er de mestoverschotten naartoe te verhuizen’ naar ‘Het aanleggen van fruitboomlanen’ en ‘openbaar pluimvee laten rondlopen’. En zo dus ook ‘de omvorming van vliegdekschepen tot varende universiteiten of bejaardentehuizen’. Vliegdekschepen inderdaad, dat bleken we verkeerd te hebben opgeslagen, maar eigenlijk vonden we onze invulling van cruiseschepen toch mooier dan de voorgestelde, ietwat militaristische, vliegdekschepen. 

Helaas zijn cruiseschepen alles behalve zuinig dus moeten we misschien toch maar wat anders verzinnen. Gelukkig zijn er nog genoeg vrije geesten zoals Luc Deleu te vinden. Dan dromen wij nog even door over de varende campus en gaan wij intussen op zoek naar slimme oplossingen op het vasteland.